Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/123786066.webp
beber
Ela bebe chá.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/109099922.webp
lembrar
O computador me lembra dos meus compromissos.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/95655547.webp
deixar passar à frente
Ninguém quer deixá-lo passar à frente no caixa do supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/97335541.webp
comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/113248427.webp
ganhar
Ele tenta ganhar no xadrez.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/101945694.webp
dormir até tarde
Eles querem, finalmente, dormir até tarde por uma noite.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/100649547.webp
contratar
O candidato foi contratado.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/88615590.webp
descrever
Como se pode descrever cores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/97784592.webp
prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/83636642.webp
bater
Ela bate a bola por cima da rede.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/28581084.webp
pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/115153768.webp
enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.