Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

beber
Ela bebe chá.
drinken
Ze drinkt thee.

lembrar
O computador me lembra dos meus compromissos.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

deixar passar à frente
Ninguém quer deixá-lo passar à frente no caixa do supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

ganhar
Ele tenta ganhar no xadrez.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

dormir até tarde
Eles querem, finalmente, dormir até tarde por uma noite.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

contratar
O candidato foi contratado.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

descrever
Como se pode descrever cores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

bater
Ela bate a bola por cima da rede.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
