Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/58477450.webp
leie ut
Han leier ut huset sitt.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/67095816.webp
flytte sammen
De to planlegger å flytte sammen snart.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/102114991.webp
klippe
Frisøren klipper håret hennes.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/94153645.webp
gråte
Barnet gråter i badekaret.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/129300323.webp
berøre
Bonden berører plantene sine.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/84472893.webp
sykle
Barn liker å sykle eller kjøre sparkesykkel.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/92207564.webp
ri
De rir så fort de kan.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/106203954.webp
bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kjøpe
De vil kjøpe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/123298240.webp
møte
Vennene møttes til en felles middag.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/59121211.webp
ringe på
Hvem ringte på dørklokken?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/23468401.webp
bli forlovet
De har hemmelig blitt forlovet!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!