Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/102677982.webp
känna
Hon känner bebisen i sin mage.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/46998479.webp
diskutera
De diskuterar sina planer.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/123519156.webp
tillbringa
Hon tillbringar all sin fritid utomhus.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/100298227.webp
krama
Han kramar sin gamla far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/98561398.webp
blanda
Målaren blandar färgerna.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/92207564.webp
åka
De åker så snabbt de kan.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/82378537.webp
kassera
Dessa gamla gummidäck måste kasseras separat.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/91696604.webp
tillåta
Man bör inte tillåta depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/104167534.webp
äga
Jag äger en röd sportbil.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/78932829.webp
stödja
Vi stödjer vårt barns kreativitet.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/47241989.webp
slå upp
Vad du inte vet måste du slå upp.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/123947269.webp
övervaka
Allting övervakas här av kameror.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.