Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/36190839.webp
bekämpa
Brandkåren bekämpar branden från luften.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plocka
Hon plockade ett äpple.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handla med
Folk handlar med begagnade möbler.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/125400489.webp
lämna
Turister lämnar stranden vid middagstid.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/125402133.webp
röra
Han rörde henne ömt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investera
Vad ska vi investera våra pengar i?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/30793025.webp
skryta
Han gillar att skryta med sina pengar.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/85860114.webp
gå vidare
Du kan inte gå längre vid den här punkten.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/73649332.webp
ropa
Om du vill bli hörd måste du ropa ditt budskap högt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/124458146.webp
lämna till
Ägarna lämnar sina hundar till mig för en promenad.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/79201834.webp
koppla
Denna bro kopplar samman två stadsdelar.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/43100258.webp
träffa
Ibland träffas de i trapphuset.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.