Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/46602585.webp
transportera
Vi transporterar cyklarna på biltaket.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportera
Lastbilen transporterar varorna.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/41918279.webp
springa bort
Vår son ville springa bort hemifrån.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/114993311.webp
se
Du kan se bättre med glasögon.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/119289508.webp
behålla
Du kan behålla pengarna.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/21342345.webp
gilla
Barnet gillar den nya leksaken.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/89025699.webp
bära
Åsnan bär en tung last.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/120259827.webp
kritisera
Chefen kritiserar medarbetaren.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/101383370.webp
gå ut
Tjejerna gillar att gå ut tillsammans.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/92145325.webp
titta
Hon tittar genom ett hål.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/80552159.webp
fungera
Motorcykeln är trasig; den fungerar inte längre.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/25599797.webp
sänka
Du sparar pengar när du sänker rumstemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.