Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/119269664.webp
pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/127554899.webp
prefer
Our daughter doesn’t read books; she prefers her phone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hope
Many hope for a better future in Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/112407953.webp
listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/87205111.webp
take over
The locusts have taken over.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/75423712.webp
change
The light changed to green.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/40129244.webp
get out
She gets out of the car.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/67095816.webp
move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/63645950.webp
run
She runs every morning on the beach.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/80325151.webp
complete
They have completed the difficult task.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/77646042.webp
burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/67880049.webp
let go
You must not let go of the grip!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!