Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/130288167.webp
clean
She cleans the kitchen.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/95543026.webp
take part
He is taking part in the race.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/11579442.webp
throw to
They throw the ball to each other.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/118008920.webp
start
School is just starting for the kids.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/74119884.webp
open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/99207030.webp
arrive
The plane has arrived on time.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accept
I can’t change that, I have to accept it.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/27564235.webp
work on
He has to work on all these files.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/113316795.webp
log in
You have to log in with your password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
cms/verbs-webp/55119061.webp
start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/113418367.webp
decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/84506870.webp
get drunk
He gets drunk almost every evening.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.