Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/71260439.webp
skribi al
Li skribis al mi pasintan semajnon.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/121264910.webp
detranchi
Por la salato, vi devas detranchi la kukumon.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/117490230.webp
mendi
Ŝi mendas matenmanĝon por si.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sendi
La varoj estos senditaj al mi en pakaĵo.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/95543026.webp
partopreni
Li partoprenas en la vetkuro.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/111063120.webp
konatiĝi
Fremdaj hundoj volas konatiĝi unu kun la alia.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/59066378.webp
atenti
Oni devas atenti la trafikajn signojn.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/43532627.webp
vivi
Ili vivas en komuna apartamento.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/110667777.webp
respondeci
La kuracisto respondecas pri la terapio.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/109157162.webp
fariĝi facila
Surfado fariĝas facila por li.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/74908730.webp
kaŭzi
Tro da homoj rapide kaŭzas ĥaoson.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/104167534.webp
posedas
Mi posedas ruĝan sportaŭton.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.