Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/119188213.webp
stem
Die kiesers stem vandag oor hul toekoms.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bel
Die meisie bel haar vriend.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/42111567.webp
’n fout maak
Dink deeglik sodat jy nie ’n fout maak nie!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/122479015.webp
sny op grootte
Die materiaal word op grootte gesny.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedek
Sy het die brood met kaas bedek.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/90821181.webp
klop
Hy het sy teenstander in tennis geklop.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/59066378.webp
let op
’n Mens moet op die verkeerstekens let.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitsoek
Sy soek ’n nuwe sonbril uit.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haat
Die twee seuns haat mekaar.
haten
De twee jongens haten elkaar.