Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/35071619.webp
verbygaan
Die twee gaan by mekaar verby.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/92456427.webp
koop
Hulle wil ’n huis koop.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiseer
Advertensies word dikwels in koerante gepubliseer.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/62000072.webp
oornag
Ons oornag in die kar.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/59066378.webp
let op
’n Mens moet op die verkeerstekens let.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/94555716.webp
word
Hulle het ’n goeie span geword.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/23257104.webp
druk
Hulle druk die man in die water.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinner
Die rekenaar herinner my aan my afsprake.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weier
Die kind weier sy kos.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/79322446.webp
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voel
Sy voel die baba in haar maag.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/120655636.webp
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.