Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

opstaan vir
Die twee vriende wil altyd vir mekaar opstaan.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

verdwaal
Ek het op my pad verdwaal.
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.

skree
As jy gehoor wil word, moet jy jou boodskap hard skree.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

beperk
Gedurende ’n dieet moet jy jou voedselinname beperk.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

walg
Sy walg vir spinnekoppe.
walgen van
Ze walgde van spinnen.

kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

beïnvloed
Laat jouself nie deur ander beïnvloed nie!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

neerskryf
Sy wil haar besigheidsidee neerskryf.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

kanselleer
Die kontrak is gekanselleer.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.

toelaat
Mens moet nie depressie toelaat nie.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
