Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/60395424.webp
spring rond
Die kind spring gelukkig rond.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoer
Ons vervoer die fietse op die motor se dak.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/61826744.webp
skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhaal
My papegaai kan my naam herhaal.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/110056418.webp
’n toespraak gee
Die politikus gee ’n toespraak voor baie studente.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperk
Moet handel beperk word?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/117490230.webp
bestel
Sy bestel ontbyt vir haarself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/61162540.webp
aktiveer
Die rook het die alarm geaktiveer.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/112970425.webp
ontsteld raak
Sy raak ontsteld omdat hy altyd snork.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewus wees van
Die kind is bewus van sy ouers se argument.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/18316732.webp
ry deur
Die kar ry deur ’n boom.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.