Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
onaangeraak laat
Die natuur is onaangeraak gelaat.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
uitslaap
Hulle wil eindelik een aand lank uitslaap.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
verbruik
Sy verbruik ’n stuk koek.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
kies
Dit is moeilik om die regte een te kies.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
brand
Jy moet nie geld brand nie.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
kom tuis
Pa het uiteindelik tuisgekom!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
kanselleer
Die vlug is gekanselleer.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
belê
Waarin moet ons ons geld belê?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
soen
Hy soen die baba.
kussen
Hij kust de baby.