Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/63645950.webp
hardloop
Sy hardloop elke oggend op die strand.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werk
Sy werk beter as ’n man.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/34725682.webp
stel voor
Die vrou stel iets aan haar vriendin voor.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgee
Ons moet baie geld aan herstelwerk spandeer.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/123619164.webp
swem
Sy swem gereeld.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/125385560.webp
was
Die ma was haar kind.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/57574620.webp
lewer
Ons dogter lewer koerante af gedurende die vakansies.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/115291399.webp
wil hê
Hy wil te veel hê!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/86064675.webp
druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/91442777.webp
trap op
Ek kan nie met hierdie voet op die grond trap nie.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bid
Hy bid stilweg.
bidden
Hij bidt in stilte.