Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
wag
Sy wag vir die bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
belas
Maatskappye word op verskeie maniere belas.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
belê
Waarin moet ons ons geld belê?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
kyk
Sy kyk deur ’n verkyker.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
aanstel
Die aansoeker is aangestel.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
roep op
My onderwyser roep my dikwels op.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
hardloop uit
Sy hardloop uit met die nuwe skoene.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
was
Ek hou nie daarvan om die skottelgoed te was nie.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
praat
Hy praat met sy gehoor.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.