Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

study
There are many women studying at my university.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

say goodbye
The woman says goodbye.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.

sing
The children sing a song.
zingen
De kinderen zingen een lied.

pull
He pulls the sled.
trekken
Hij trekt de slee.

lead
He enjoys leading a team.
leiden
Hij leidt graag een team.

think
Who do you think is stronger?
denken
Wie denk je dat sterker is?

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

pass by
The train is passing by us.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

burn
A fire is burning in the fireplace.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

respond
She responded with a question.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
