Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
find again
I couldn’t find my passport after moving.
cms/verbs-webp/82604141.webp
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
throw away
He steps on a thrown-away banana peel.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
burn
The meat must not burn on the grill.
cms/verbs-webp/34567067.webp
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
search for
The police are searching for the perpetrator.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
remove
How can one remove a red wine stain?
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
enter
The subway has just entered the station.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cancel
The flight is canceled.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
send
I am sending you a letter.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
stop
The policewoman stops the car.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
show off
He likes to show off his money.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
look
She looks through binoculars.