Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/123179881.webp
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
practice
He practices every day with his skateboard.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cover
The child covers its ears.
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
give way
Many old houses have to give way for the new ones.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Many people are sitting in the room.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
report
She reports the scandal to her friend.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
have breakfast
We prefer to have breakfast in bed.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
explore
Humans want to explore Mars.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
make progress
Snails only make slow progress.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cause
Alcohol can cause headaches.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
accept
I can’t change that, I have to accept it.
cms/verbs-webp/74036127.webp
missen
De man heeft zijn trein gemist.
miss
The man missed his train.