Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/46438183.webp
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
before
She was fatter before than now.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
together
We learn together in a small group.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.
cms/adverbs-webp/154535502.webp
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
soon
A commercial building will be opened here soon.
cms/adverbs-webp/174985671.webp
bijna
De tank is bijna leeg.
almost
The tank is almost empty.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
nowhere
These tracks lead to nowhere.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
out
The sick child is not allowed to go out.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
down
He falls down from above.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
cms/adverbs-webp/73459295.webp
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
also
The dog is also allowed to sit at the table.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
always
There was always a lake here.