Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/178519196.webp
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
in the morning
I have to get up early in the morning.
cms/adverbs-webp/176235848.webp
in
De twee komen binnen.
in
The two are coming in.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
anytime
You can call us anytime.
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
tomorrow
No one knows what will be tomorrow.
cms/adverbs-webp/135007403.webp
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
in
Is he going in or out?
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
again
He writes everything again.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
never
One should never give up.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
there
Go there, then ask again.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
already
He is already asleep.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
away
He carries the prey away.
cms/adverbs-webp/132151989.webp
links
Aan de linkerkant zie je een schip.
left
On the left, you can see a ship.