Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
again
They met again.
gratis
Zonne-energie is gratis.
for free
Solar energy is for free.
bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
also
The dog is also allowed to sit at the table.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
long
I had to wait long in the waiting room.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
tomorrow
No one knows what will be tomorrow.
een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
alone
I am enjoying the evening all alone.