Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
half
The glass is half empty.
cms/adverbs-webp/121005127.webp
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
in the morning
I have a lot of stress at work in the morning.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
anytime
You can call us anytime.
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
also
Her girlfriend is also drunk.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
all day
The mother has to work all day.
cms/adverbs-webp/132151989.webp
links
Aan de linkerkant zie je een schip.
left
On the left, you can see a ship.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
together
We learn together in a small group.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
out
He would like to get out of prison.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
at night
The moon shines at night.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
out
The sick child is not allowed to go out.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.