Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
again
They met again.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
gisteren
Het regende hard gisteren.
yesterday
It rained heavily yesterday.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
down
He falls down from above.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
again
He writes everything again.
cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
half
The glass is half empty.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
somewhere
A rabbit has hidden somewhere.
cms/adverbs-webp/29021965.webp
niet
Ik hou niet van de cactus.
not
I do not like the cactus.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
away
He carries the prey away.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
why
Children want to know why everything is as it is.