Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
quite
She is quite slim.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
half
The glass is half empty.
cms/adverbs-webp/98507913.webp
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
all
Here you can see all flags of the world.
cms/adverbs-webp/121005127.webp
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
in the morning
I have a lot of stress at work in the morning.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
there
Go there, then ask again.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
out
The sick child is not allowed to go out.
cms/adverbs-webp/135007403.webp
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
in
Is he going in or out?
cms/adverbs-webp/54073755.webp
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
on it
He climbs onto the roof and sits on it.