Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
all day
The mother has to work all day.

genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.

waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
why
Children want to know why everything is as it is.

ook
Haar vriendin is ook dronken.
also
Her girlfriend is also drunk.

een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.

nooit
Men moet nooit opgeven.
never
One should never give up.

nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?

ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
ever
Have you ever lost all your money in stocks?

samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.

‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
at night
The moon shines at night.

maar
Het huis is klein maar romantisch.
but
The house is small but romantic.
