Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch

opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
again
He writes everything again.

nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
in the morning
I have to get up early in the morning.

naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
down
He falls down from above.

correct
Het woord is niet correct gespeld.
correct
The word is not spelled correctly.

nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
nowhere
These tracks lead to nowhere.

niet
Ik hou niet van de cactus.
not
I do not like the cactus.

nooit
Men moet nooit opgeven.
never
One should never give up.

ook
Haar vriendin is ook dronken.
also
Her girlfriend is also drunk.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
too much
He has always worked too much.
