Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
all day
The mother has to work all day.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
why
Children want to know why everything is as it is.
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
also
Her girlfriend is also drunk.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
never
One should never give up.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
cms/adverbs-webp/166784412.webp
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
ever
Have you ever lost all your money in stocks?
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
at night
The moon shines at night.
cms/adverbs-webp/29115148.webp
maar
Het huis is klein maar romantisch.
but
The house is small but romantic.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
too much
He has always worked too much.