Woordenlijst
Leer bijwoorden – Engels (US)

together
The two like to play together.
samen
De twee spelen graag samen.

always
There was always a lake here.
altijd
Hier was altijd een meer.

left
On the left, you can see a ship.
links
Aan de linkerkant zie je een schip.

into
They jump into the water.
in
Ze springen in het water.

never
One should never give up.
nooit
Men moet nooit opgeven.

in the morning
I have a lot of stress at work in the morning.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

at night
The moon shines at night.
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.

somewhere
A rabbit has hidden somewhere.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

tomorrow
No one knows what will be tomorrow.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

outside
We are eating outside today.
buiten
We eten vandaag buiten.

all
Here you can see all flags of the world.
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
