Woordenlijst
Leer bijwoorden – Deens
næsten
Jeg ramte næsten!
bijna
Ik raakte bijna!
også
Hunden må også sidde ved bordet.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
for eksempel
Hvad synes du om denne farve, for eksempel?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
hele dagen
Moderen skal arbejde hele dagen.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ud
Det syge barn må ikke gå ud.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
aldrig
Man skal aldrig give op.
nooit
Men moet nooit opgeven.
altid
Der var altid en sø her.
altijd
Hier was altijd een meer.
aldrig
Gå aldrig i seng med sko på!
nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!
meget
Barnet er meget sultent.
erg
Het kind is erg hongerig.
udenfor
Vi spiser udenfor i dag.
buiten
We eten vandaag buiten.
igen
De mødtes igen.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.