Woordenlijst
Leer bijwoorden – Deens

om morgenen
Jeg skal stå op tidligt om morgenen.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

væk
Han bærer byttet væk.
weg
Hij draagt de prooi weg.

om morgenen
Jeg har meget stress på arbejde om morgenen.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

før
Hun var tykkere før end nu.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

alene
Jeg nyder aftenen helt alene.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

næsten
Jeg ramte næsten!
bijna
Ik raakte bijna!

allerede
Han er allerede i søvn.
al
Hij slaapt al.

sammen
De to kan godt lide at lege sammen.
samen
De twee spelen graag samen.

ofte
Tornadoer ses ikke ofte.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

halvt
Glasset er halvt tomt.
half
Het glas is half leeg.

ud
Han vil gerne komme ud af fængslet.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
