Woordenlijst
Leer bijwoorden – Deens

i
Går han ind eller ud?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

sammen
De to kan godt lide at lege sammen.
samen
De twee spelen graag samen.

allerede
Huset er allerede solgt.
al
Het huis is al verkocht.

ind
De hopper ind i vandet.
in
Ze springen in het water.

næsten
Det er næsten midnat.
bijna
Het is bijna middernacht.

ind
De to kommer ind.
in
De twee komen binnen.

alene
Jeg nyder aftenen helt alene.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

gratis
Solenergi er gratis.
gratis
Zonne-energie is gratis.

også
Hendes kæreste er også fuld.
ook
Haar vriendin is ook dronken.

aldrig
Man skal aldrig give op.
nooit
Men moet nooit opgeven.

snart
En kommerciel bygning vil snart blive åbnet her.
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
