Woordenlijst

Leer bijwoorden – Pools

cms/adverbs-webp/54073755.webp
na nim
Wchodzi na dach i siada na nim.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
cms/adverbs-webp/76773039.webp
zbyt wiele
Praca jest dla mnie zbyt wiele.
te veel
Het werk wordt me te veel.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
cały dzień
Mama musi pracować cały dzień.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
teraz
Mam go teraz zadzwonić?
nu
Moet ik hem nu bellen?
cms/adverbs-webp/40230258.webp
zbyt dużo
On zawsze pracował zbyt dużo.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
na zewnątrz
Dzisiaj jemy na zewnątrz.
buiten
We eten vandaag buiten.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
znowu
On pisze wszystko znowu.
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
wcześniej
Była grubsza wcześniej niż teraz.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
jutro
Nikt nie wie, co będzie jutro.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
cms/adverbs-webp/73459295.webp
też
Pies też może siedzieć przy stole.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
razem
Obaj lubią razem się bawić.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
tam
Cel jest tam.
daar
Het doel is daar.