Woordenlijst
Leer bijwoorden – Kroatisch

dolje
Pada s visine dolje.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

u
Ide li on unutra ili van?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

u
Oni skaču u vodu.
in
Ze springen in het water.

zajedno
Učimo zajedno u maloj grupi.
samen
We leren samen in een kleine groep.

ali
Kuća je mala ali romantična.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

zajedno
Dvoje se vole igrati zajedno.
samen
De twee spelen graag samen.

negdje
Zec se negdje sakrio.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

barem
Frizer nije koštao puno, barem.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

previše
Uvijek je previše radio.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

ujutro
Moram ustati rano ujutro.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

vrlo
Dijete je vrlo gladno.
erg
Het kind is erg hongerig.
