Woordenlijst
Leer bijwoorden – Deens

i
Går han ind eller ud?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

et eller andet sted
En kanin har gemt sig et eller andet sted.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

snart
En kommerciel bygning vil snart blive åbnet her.
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.

for meget
Han har altid arbejdet for meget.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

om morgenen
Jeg har meget stress på arbejde om morgenen.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

altid
Der var altid en sø her.
altijd
Hier was altijd een meer.

i morgen
Ingen ved, hvad der vil ske i morgen.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

virkelig
Kan jeg virkelig tro på det?
echt
Kan ik dat echt geloven?

sammen
De to kan godt lide at lege sammen.
samen
De twee spelen graag samen.

gratis
Solenergi er gratis.
gratis
Zonne-energie is gratis.

ofte
Tornadoer ses ikke ofte.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
