Ordliste

Lær adverbier – Nederlandsk

cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
igen
De mødtes igen.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
altid
Der var altid en sø her.
cms/adverbs-webp/145489181.webp
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
måske
Hun vil måske bo i et andet land.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
væk
Han bærer byttet væk.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
om natten
Månen skinner om natten.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
nok
Hun vil sove og har fået nok af støjen.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ret
Hun er ret slank.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
længe
Jeg måtte vente længe i venteværelset.
cms/adverbs-webp/29021965.webp
niet
Ik hou niet van de cactus.
ikke
Jeg kan ikke lide kaktussen.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
på det
Han klatrer op på taget og sidder på det.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
igen
Han skriver alt igen.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
allerede
Han er allerede i søvn.