Ordliste
Lær adverbier – Nederlandsk

bijna
De tank is bijna leeg.
næsten
Tanken er næsten tom.

daar
Het doel is daar.
der
Målet er der.

nu
Moet ik hem nu bellen?
nu
Skal jeg ringe til ham nu?

eerst
Veiligheid komt eerst.
først
Sikkerhed kommer først.

niet
Ik hou niet van de cactus.
ikke
Jeg kan ikke lide kaktussen.

gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Solenergi er gratis.

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
om morgenen
Jeg skal stå op tidligt om morgenen.

alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
alle
Her kan du se alle verdens flag.

in
De twee komen binnen.
ind
De to kommer ind.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
ned
Hun springer ned i vandet.

vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
ofte
Tornadoer ses ikke ofte.
