Woordenlijst

Leer bijwoorden – Deens

cms/adverbs-webp/135007403.webp
i
Går han ind eller ud?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
cms/adverbs-webp/67795890.webp
ind
De hopper ind i vandet.
in
Ze springen in het water.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
nede
Han ligger nede på gulvet.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
næsten
Det er næsten midnat.
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
udenfor
Vi spiser udenfor i dag.
buiten
We eten vandaag buiten.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
ret
Hun er ret slank.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
sammen
Vi lærer sammen i en lille gruppe.
samen
We leren samen in een kleine groep.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
allerede
Huset er allerede solgt.
al
Het huis is al verkocht.
cms/adverbs-webp/178519196.webp
om morgenen
Jeg skal stå op tidligt om morgenen.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
cms/adverbs-webp/121005127.webp
om morgenen
Jeg har meget stress på arbejde om morgenen.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
ned
Han falder ned oppefra.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
ud
Han vil gerne komme ud af fængslet.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.