Woordenlijst

Leer bijwoorden – Italiaans

cms/adverbs-webp/176427272.webp
giù
Lui cade giù dall‘alto.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
di notte
La luna brilla di notte.
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
quasi
È quasi mezzanotte.
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
prima
Era più grassa prima di ora.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
sempre
Qui c‘è sempre stato un lago.
altijd
Hier was altijd een meer.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
dentro
Loro saltano dentro l‘acqua.
in
Ze springen in het water.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
via
Lui porta via la preda.
weg
Hij draagt de prooi weg.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
troppo
Ha sempre lavorato troppo.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
cms/adverbs-webp/142522540.webp
attraverso
Lei vuole attraversare la strada con lo scooter.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
di nuovo
Si sono incontrati di nuovo.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
giù
Lei salta giù nell‘acqua.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
molto
Il bambino ha molto fame.
erg
Het kind is erg hongerig.