Woordenlijst
Leer bijwoorden – Afrikaans
saam
Ons leer saam in ‘n klein groep.
samen
We leren samen in een kleine groep.
saam
Die twee speel graag saam.
samen
De twee spelen graag samen.
daar
Gaan daar, dan vra weer.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
amper
Ek het amper getref!
bijna
Ik raakte bijna!
weer
Hulle het weer ontmoet.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
af
Hy val van bo af.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
eerste
Veiligheid kom eerste.
eerst
Veiligheid komt eerst.
meer
Ouer kinders kry meer sakgeld.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
hieronder
Hy lê hieronder op die vloer.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
in
Hulle spring in die water.
in
Ze springen in het water.
maar
Die huis is klein maar romanties.
maar
Het huis is klein maar romantisch.