Woordenlijst
Leer bijwoorden – Afrikaans

nou
Moet ek hom nou bel?
nu
Moet ik hem nu bellen?

weg
Hy dra die buit weg.
weg
Hij draagt de prooi weg.

in
Die twee kom in.
in
De twee komen binnen.

‘n bietjie
Ek wil ‘n bietjie meer hê.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

lank
Ek moes lank in die wagkamer wag.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.

saam
Ons leer saam in ‘n klein groep.
samen
We leren samen in een kleine groep.

baie
Die kind is baie honger.
erg
Het kind is erg hongerig.

hieronder
Hy lê hieronder op die vloer.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.

meer
Ouer kinders kry meer sakgeld.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

altyd
Hier was altyd ‘n dam.
altijd
Hier was altijd een meer.

af
Hy val van bo af.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
