Woordenlijst
Leer bijwoorden – Noors

før
Hun var fetere før enn nå.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

om natten
Månen skinner om natten.
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.

et sted
En kanin har gjemt seg et sted.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

veldig
Barnet er veldig sultent.
erg
Het kind is erg hongerig.

i går
Det regnet kraftig i går.
gisteren
Het regende hard gisteren.

for eksempel
Hvordan liker du denne fargen, for eksempel?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?

ingensteder
Disse sporene fører til ingensteder.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.

igjen
Han skriver alt igjen.
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.

ned
Hun hopper ned i vannet.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

nede
Han ligger nede på gulvet.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.

inn
Går han inn eller ut?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
