Ordforråd
Lær adverb – nederlandsk

alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
alle
Her kan du se alle flaggene i verden.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
igjen
De møttes igjen.

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
et sted
En kanin har gjemt seg et sted.

samen
We leren samen in een kleine groep.
sammen
Vi lærer sammen i en liten gruppe.

al
Hij slaapt al.
allerede
Han er allerede i søvn.

misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
kanskje
Hun vil kanskje bo i et annet land.

ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
noen gang
Har du noen gang mistet alle pengene dine i aksjer?

correct
Het woord is niet correct gespeld.
korrekt
Ordet er ikke stavet korrekt.

bijna
Het is bijna middernacht.
nesten
Det er nesten midnatt.

te veel
Het werk wordt me te veel.
for mye
Arbeidet blir for mye for meg.

niet
Ik hou niet van de cactus.
ikke
Jeg liker ikke kaktusen.
