Ordforråd

Lær adverb – nederlandsk

cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
der
Målet er der.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
et sted
En kanin har gjemt seg et sted.
cms/adverbs-webp/178600973.webp
iets
Ik zie iets interessants!
noe
Jeg ser noe interessant!
cms/adverbs-webp/154535502.webp
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
snart
En forretningsbygning vil snart bli åpnet her.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
al
Het huis is al verkocht.
allerede
Huset er allerede solgt.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
alltid
Det var alltid en innsjø her.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
for mye
Han har alltid jobbet for mye.
cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
halv
Glasset er halvt tomt.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
in
Ze springen in het water.
inn
De hopper inn i vannet.
cms/adverbs-webp/77321370.webp
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
for eksempel
Hvordan liker du denne fargen, for eksempel?
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
ned
Hun hopper ned i vannet.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
nede
Han ligger nede på gulvet.