Ordforråd
Lær adverb – nederlandsk

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
nede
Han ligger nede på gulvet.

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
et sted
En kanin har gjemt seg et sted.

ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
noen gang
Har du noen gang mistet alle pengene dine i aksjer?

ook
Haar vriendin is ook dronken.
også
Venninnen hennes er også full.

een beetje
Ik wil een beetje meer.
litt
Jeg vil ha litt mer.

opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
igjen
Han skriver alt igjen.

samen
We leren samen in een kleine groep.
sammen
Vi lærer sammen i en liten gruppe.

bijna
Ik raakte bijna!
nesten
Jeg traff nesten!

in
De twee komen binnen.
inn
De to kommer inn.

misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
kanskje
Hun vil kanskje bo i et annet land.

daar
Het doel is daar.
der
Målet er der.
