Ordforråd
Lær adverb – nederlandsk

uit
Ze komt uit het water.
ut
Hun kommer ut av vannet.

nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
ingensteder
Disse sporene fører til ingensteder.

uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
ut
Han vil gjerne komme ut av fengselet.

correct
Het woord is niet correct gespeld.
korrekt
Ordet er ikke stavet korrekt.

ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
noen gang
Har du noen gang mistet alle pengene dine i aksjer?

al
Hij slaapt al.
allerede
Han er allerede i søvn.

samen
De twee spelen graag samen.
sammen
De to liker å leke sammen.

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
mer
Eldre barn får mer lommepenger.

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
hele dagen
Moren må jobbe hele dagen.

binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
snart
En forretningsbygning vil snart bli åpnet her.

bijna
De tank is bijna leeg.
nesten
Tanken er nesten tom.
