Ordforråd
Lær adverb – nederlandsk

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
et sted
En kanin har gjemt seg et sted.

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
hele dagen
Moren må jobbe hele dagen.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
ned
Hun hopper ned i vannet.

opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
igjen
Han skriver alt igjen.

alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
alene
Jeg nyter kvelden helt alene.

een beetje
Ik wil een beetje meer.
litt
Jeg vil ha litt mer.

‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
om natten
Månen skinner om natten.

in
De twee komen binnen.
inn
De to kommer inn.

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
om morgenen
Jeg må stå opp tidlig om morgenen.

net
Ze is net wakker geworden.
nettopp
Hun våknet nettopp.

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
nede
Han ligger nede på gulvet.
