Woordenlijst
Leer bijwoorden – Noors

for mye
Arbeidet blir for mye for meg.
te veel
Het werk wordt me te veel.

om morgenen
Jeg må stå opp tidlig om morgenen.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

noe
Jeg ser noe interessant!
iets
Ik zie iets interessants!

der
Målet er der.
daar
Het doel is daar.

hvorfor
Barn vil vite hvorfor alt er som det er.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.

nesten
Tanken er nesten tom.
bijna
De tank is bijna leeg.

igjen
De møttes igjen.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.

lenge
Jeg måtte vente lenge i venterommet.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.

først
Sikkerhet kommer først.
eerst
Veiligheid komt eerst.

ut
Det syke barnet får ikke gå ut.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.

ned
Hun hopper ned i vannet.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
