Woordenlijst
Leer bijwoorden – Noors

der
Målet er der.
daar
Het doel is daar.

hvorfor
Barn vil vite hvorfor alt er som det er.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.

først
Sikkerhet kommer først.
eerst
Veiligheid komt eerst.

ned
Han faller ned ovenfra.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

like
Disse menneskene er forskjellige, men like optimistiske!
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!

i går
Det regnet kraftig i går.
gisteren
Het regende hard gisteren.

mye
Jeg leser faktisk mye.
veel
Ik lees inderdaad veel.

sammen
De to liker å leke sammen.
samen
De twee spelen graag samen.

igjen
Han skriver alt igjen.
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.

i morgen
Ingen vet hva som vil skje i morgen.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

nesten
Tanken er nesten tom.
bijna
De tank is bijna leeg.
