Woordenlijst
Leer bijwoorden – Engels (US)

but
The house is small but romantic.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

very
The child is very hungry.
erg
Het kind is erg hongerig.

always
There was always a lake here.
altijd
Hier was altijd een meer.

often
Tornadoes are not often seen.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

a little
I want a little more.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

almost
The tank is almost empty.
bijna
De tank is bijna leeg.

all day
The mother has to work all day.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

on it
He climbs onto the roof and sits on it.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.

together
The two like to play together.
samen
De twee spelen graag samen.

there
Go there, then ask again.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

there
The goal is there.
daar
Het doel is daar.
