Woordenlijst

Leer bijwoorden – Sloveens

cms/adverbs-webp/57457259.webp
ven
Bolni otrok ne sme iti ven.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
cms/adverbs-webp/29115148.webp
ampak
Hiša je majhna, ampak romantična.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
prej
Bila je debelejša prej kot zdaj.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
že
On je že zaspal.
al
Hij slaapt al.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
spodaj
On leži spodaj na tleh.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
ves dan
Mati mora delati ves dan.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
skupaj
Oba rada igrata skupaj.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/132151989.webp
levo
Na levi lahko vidite ladjo.
links
Aan de linkerkant zie je een schip.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nikamor
Te sledi ne vodijo nikamor.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
cms/adverbs-webp/154535502.webp
kmalu
Tukaj kmalu odprejo poslovno stavbo.
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
že
Hiša je že prodana.
al
Het huis is al verkocht.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
dol
Pade dol z vrha.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.