Woordenlijst
Leer bijwoorden – Sloveens

prej
Bila je debelejša prej kot zdaj.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

vsaj
Frizer ni stalo veliko, vsaj.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

tam
Cilj je tam.
daar
Het doel is daar.

ampak
Hiša je majhna, ampak romantična.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

zastonj
Sončna energija je zastonj.
gratis
Zonne-energie is gratis.

pol
Kozarec je pol prazen.
half
Het glas is half leeg.

sam
Večer uživam sam.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

preveč
Delo mi postaja preveč.
te veel
Het werk wordt me te veel.

vedno
Tukaj je vedno bilo jezero.
altijd
Hier was altijd een meer.

več
Starejši otroci dobijo več žepnine.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

kdaj
Si kdaj izgubil ves svoj denar na borzi?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
