Woordenlijst
Leer bijwoorden – Sloveens

dovolj
Hoče spati in ima dovolj hrupa.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.

kdaj
Si kdaj izgubil ves svoj denar na borzi?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?

skoraj
Rezervoar je skoraj prazen.
bijna
De tank is bijna leeg.

dol
Skoči dol v vodo.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

pogosto
Tornadev se pogosto ne vidi.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

v
Skočijo v vodo.
in
Ze springen in het water.

na
Pleza na streho in sedi na njej.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.

skupaj
Oba rada igrata skupaj.
samen
De twee spelen graag samen.

kadarkoli
Lahko nas pokličete kadarkoli.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.

ven
Bolni otrok ne sme iti ven.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.

nekje
Zajec se je nekje skril.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
