Woordenlijst
Leer bijwoorden – Engels (UK)

out
She is coming out of the water.
uit
Ze komt uit het water.

all
Here you can see all flags of the world.
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.

almost
I almost hit!
bijna
Ik raakte bijna!

too much
He has always worked too much.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

left
On the left, you can see a ship.
links
Aan de linkerkant zie je een schip.

more
Older children receive more pocket money.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

not
I do not like the cactus.
niet
Ik hou niet van de cactus.

very
The child is very hungry.
erg
Het kind is erg hongerig.

but
The house is small but romantic.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

at night
The moon shines at night.
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.

outside
We are eating outside today.
buiten
We eten vandaag buiten.
