Woordenlijst
Leer bijwoorden – Frans

ensemble
Les deux aiment jouer ensemble.
samen
De twee spelen graag samen.

déjà
As-tu déjà perdu tout ton argent en actions?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?

le matin
J‘ai beaucoup de stress au travail le matin.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

loin
Il emporte la proie au loin.
weg
Hij draagt de prooi weg.

vraiment
Puis-je vraiment croire cela ?
echt
Kan ik dat echt geloven?

mais
La maison est petite mais romantique.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

très
L‘enfant a très faim.
erg
Het kind is erg hongerig.

là-bas
Va là-bas, puis pose à nouveau la question.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

maintenant
Devrais-je l‘appeler maintenant ?
nu
Moet ik hem nu bellen?

par exemple
Comment trouvez-vous cette couleur, par exemple ?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?

en bas
Il tombe d‘en haut.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
