Woordenlijst
Leer bijwoorden – Frans
dehors
Nous mangeons dehors aujourd‘hui.
buiten
We eten vandaag buiten.
en bas
Il tombe d‘en haut.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
beaucoup
Je lis effectivement beaucoup.
veel
Ik lees inderdaad veel.
trop
Le travail devient trop pour moi.
te veel
Het werk wordt me te veel.
déjà
La maison est déjà vendue.
al
Het huis is al verkocht.
correctement
Le mot n‘est pas orthographié correctement.
correct
Het woord is niet correct gespeld.
n‘importe quand
Vous pouvez nous appeler n‘importe quand.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
pourquoi
Les enfants veulent savoir pourquoi tout est comme c‘est.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
le matin
Je dois me lever tôt le matin.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
aussi
Le chien est aussi autorisé à s‘asseoir à la table.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
toute la journée
La mère doit travailler toute la journée.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.