Woordenlijst
Leer bijwoorden – Tsjechisch

společně
Ti dva rádi hrají společně.
samen
De twee spelen graag samen.

ráno
Ráno mám v práci hodně stresu.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

ven
Nemocné dítě nesmí jít ven.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.

dost
Chce spát a má dost toho hluku.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.

společně
Učíme se společně v malé skupině.
samen
We leren samen in een kleine groep.

tam
Jdi tam a pak se znovu zeptej.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

dolů
Skáče dolů do vody.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

proč
Děti chtějí vědět, proč je všechno tak, jak je.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.

ale
Dům je malý, ale romantický.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

sám
Večer si užívám sám.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

teď
Mám mu teď zavolat?
nu
Moet ik hem nu bellen?
