Woordenlijst
Leer bijwoorden – Zweeds

ner
Hon hoppar ner i vattnet.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

inte
Jag gillar inte kaktusen.
niet
Ik hou niet van de cactus.

ensam
Jag njuter av kvällen helt ensam.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

för mycket
Arbetet blir för mycket för mig.
te veel
Het werk wordt me te veel.

precis
Hon vaknade precis.
net
Ze is net wakker geworden.

lika
Dessa människor är olika, men lika optimistiska!
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!

lite
Jag vill ha lite mer.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

nu
Ska jag ringa honom nu?
nu
Moet ik hem nu bellen?

på morgonen
Jag måste stiga upp tidigt på morgonen.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

in
Går han in eller ut?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

för mycket
Han har alltid jobbat för mycket.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
