Woordenlijst
Leer bijwoorden – Litouws
per daug
Jis visada dirbo per daug.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
ant jo
Jis lipa ant stogo ir sėdi ant jo.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
jau
Namai jau parduoti.
al
Het huis is al verkocht.
dažnai
Tornadai nėra dažnai matomi.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
bet kada
Galite mus skambinti bet kada.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
kodėl
Vaikai nori žinoti, kodėl viskas yra taip, kaip yra.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
gana
Ji yra gana liesa.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
tik
Ji tik atsibudo.
net
Ze is net wakker geworden.
kada nors
Ar kada nors praradote visus savo pinigus akcijose?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
teisingai
Žodis neįrašytas teisingai.
correct
Het woord is niet correct gespeld.
daugiau
Vyresni vaikai gauna daugiau kišenpinigių.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.