Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

vartoti
Ji vartoja gabalėlį pyrago.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

nuvažiuoti
Ji nuvažiuoja savo automobiliu.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

reikalauti
Jis reikalavo kompensacijos iš žmogaus, su kuriuo patyrė avariją.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

remontuoti
Jis norėjo remontuoti laidą.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

apsaugoti
Mama apsaugo savo vaiką.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

pabrėžti
Galite gerai pabrėžti akis su makiažu.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

atlikti
Jis atlieka remontą.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

traukti
Jis traukia rogutę.
trekken
Hij trekt de slee.

džiuginti
Įvartis džiugina vokiečių futbolo gerbėjus.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

priklausyti
Jis yra aklas ir priklauso nuo išorinės pagalbos.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

treniruoti
Šuo yra treniruojamas jos.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
