Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/120978676.webp
sudegti
Ugnis sudegins daug miško.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/82095350.webp
stumti
Slauga stumia pacientą neįgaliojo vežimėliu.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/79582356.webp
dešifruoti
Jis dešifruoja mažus šriftus su didinamuoju stiklu.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treniruoti
Šuo yra treniruojamas jos.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/123619164.webp
plaukti
Ji nuolat plaukioja.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/68212972.webp
pasakyti
Kas žino kažką, gali pasakyti pamokoje.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/75423712.webp
pasikeisti
Šviesoforas pasikeitė į žalią.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/99196480.webp
pastatyti
Automobiliai yra pastatyti požemio garaže.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/117421852.webp
tapti draugais
Abi tapo draugėmis.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignoruoti
Vaikas ignoruoja savo motinos žodžius.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/111063120.webp
pažinti
Nepažįstami šunys nori vienas kitą pažinti.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/123380041.webp
nutikti
Ar jam nutiko nelaime darbo avarijoje?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?