Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
padovanoti
Ji padovanoja savo širdį.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
pastatyti
Dviračiai yra pastatyti priešais namą.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
sukelti
Cukrus sukelia daug ligų.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
pramisti
Vyras pramisė savo traukinį.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
atsakyti
Ji atsakė klausimu.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
atšaukti
Deja, jis atšaukė susitikimą.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
rodyti
Čia rodomas modernus menas.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
keliauti
Jam patinka keliauti ir jis yra matęs daug šalių.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
įtikinti
Ji dažnai turi įtikinti savo dukterį valgyti.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
atkreipti dėmesį
Reikia atkreipti dėmesį į eismo ženklus.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
ieškoti
Įsilaužėlis ieško namuose.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.