Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/104135921.webp
įeiti
Jis įeina į viešbučio kambarį.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/61575526.webp
nusileisti
Daug senų namų turi nusileisti naujiems.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
cms/verbs-webp/120452848.webp
žinoti
Ji beveik išmintimi žino daug knygų.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/123546660.webp
tikrinti
Mechanikas tikrina automobilio funkcijas.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/113885861.webp
užsikrėsti
Ji užsikrėtė virusu.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportuoti
Sunkvežimis transportuoja prekes.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/86064675.webp
stumti
Automobilis sustojo ir jį teko stumti.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/84850955.webp
pasikeisti
Dėl klimato kaitos daug kas pasikeitė.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/130814457.webp
pridėti
Ji prie kavos prideda šiek tiek pieno.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/93221279.webp
degti
Židinyje dega ugnis.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/120254624.webp
vadovauti
Jam patinka vadovauti komandai.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/41918279.webp
pabėgti
Mūsų sūnus norėjo pabėgti iš namų.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.