Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans
casar-se
La parella s’acaba de casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
trobar-se
De vegades es troben a l’escala.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
desxifrar
Ell desxifra la lletra petita amb una lupa.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
marcar
Ella va agafar el telèfon i va marcar el número.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
simplificar
Has de simplificar les coses complicades per als nens.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
començar a córrer
L’atleta està a punt de començar a córrer.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
entendre
No es pot entendre tot sobre els ordinadors.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
convidar
Us convidem a la nostra festa de Cap d’Any.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
traduir
Ell pot traduir entre sis idiomes.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
signar
Ell va signar el contracte.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
collir
Vam collir molt vi.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.