Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
kigge forbi
Lægerne kigger forbi patienten hver dag.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
sne
Det har sneet meget i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
efterlade stående
I dag skal mange efterlade deres biler stående.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
efterlade åben
Den, der efterlader vinduerne åbne, inviterer tyveknægte!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
skubbe
Bilen stoppede og måtte skubbes.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
straffe
Hun straffede sin datter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
skifte
Lyset skiftede til grønt.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
gøre fremskridt
Snegle gør kun langsomme fremskridt.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
modtage
Hun modtog en meget flot gave.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
forlade
Turisterne forlader stranden ved middagstid.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.