Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
dække
Hun har dækket brødet med ost.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
opdage
Sømændene har opdaget et nyt land.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
finde tilbage
Jeg kan ikke finde tilbage.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
føre
Han fører pigen ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
fjerne
Gravemaskinen fjerner jorden.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
udforske
Mennesker vil udforske Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
ignorere
Barnet ignorerer sin mors ord.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
kaste
Han kaster bolden i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
begrænse
Jeg kan ikke bruge for mange penge; jeg skal begrænse mig.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.