Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/124274060.webp
efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/123648488.webp
kigge forbi
Lægerne kigger forbi patienten hver dag.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sne
Det har sneet meget i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/28642538.webp
efterlade stående
I dag skal mange efterlade deres biler stående.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/68561700.webp
efterlade åben
Den, der efterlader vinduerne åbne, inviterer tyveknægte!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/86064675.webp
skubbe
Bilen stoppede og måtte skubbes.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffe
Hun straffede sin datter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/75423712.webp
skifte
Lyset skiftede til grønt.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/55372178.webp
gøre fremskridt
Snegle gør kun langsomme fremskridt.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/72855015.webp
modtage
Hun modtog en meget flot gave.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/125400489.webp
forlade
Turisterne forlader stranden ved middagstid.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/115628089.webp
forberede
Hun forbereder en kage.
bereiden
Ze bereidt een taart.