Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
starte
Soldaterne starter.
beginnen
De soldaten beginnen.
diskutere
De diskuterer deres planer.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
spare
Du sparer penge, når du sænker rumtemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
beskytte
Børn skal beskyttes.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
løbe efter
Moderen løber efter sin søn.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
efterlade
De efterlod ved et uheld deres barn på stationen.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
springe ud
Fisken springer ud af vandet.
uitspringen
De vis springt uit het water.
køre igennem
Bilen kører igennem et træ.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
gå langsomt
Uret går et par minutter langsomt.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
ringe
Klokken ringer hver dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.