Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/91906251.webp
volať
Chlapec volá, ako len môže.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/113393913.webp
zastaviť
Taxis sa zastavili na zastávke.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/110045269.webp
dokončiť
Každý deň dokončuje svoju behaciu trasu.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/101556029.webp
odmietnuť
Dieťa odmietne svoje jedlo.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/105681554.webp
spôsobiť
Cukor spôsobuje mnoho chorôb.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/35862456.webp
začať
Nový život začína manželstvom.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/120624757.webp
chodiť
Rád chodí v lese.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/120900153.webp
ísť von
Deti konečne chcú ísť von.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/90539620.webp
plynúť
Čas niekedy plynie pomaly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/113418367.webp
rozhodnúť
Nemôže sa rozhodnúť, aké topánky si obuť.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/22225381.webp
odplávať
Loď odpláva z prístavu.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/114993311.webp
vidieť
S okuliarmi vidíte lepšie.
zien
Je kunt beter zien met een bril.