Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

stretnúť
Niekedy sa stretnú na schodisku.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

dávať pozor na
Musíte dávať pozor na dopravné značky.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

kopnúť
V bojových umeniach musíte vedieť dobre kopnúť.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

presvedčiť
Často musí presvedčiť svoju dcéru, aby jedla.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

horieť
V krbe horí oheň.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

nechať stáť
Dnes mnohí musia nechať svoje autá stáť.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

bežať smerom
Dievča beží k svojej mame.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

dostať
V starobe dostáva dobrý dôchodok.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

prijať
Kreditné karty sú tu prijímané.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

zhodnúť sa
Susedia sa nemohli zhodnúť na farbe.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

ležať za
Čas jej mladosti leží ďaleko za ňou.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
