Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
return
The teacher returns the essays to the students.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
visit
She is visiting Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
set
The date is being set.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
destroy
The tornado destroys many houses.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
send
He is sending a letter.
sturen
Hij stuurt een brief.
transport
The truck transports the goods.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
go through
Can the cat go through this hole?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
rustle
The leaves rustle under my feet.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.