Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

protest
People protest against injustice.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

jump over
The athlete must jump over the obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

use
We use gas masks in the fire.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

leave open
Whoever leaves the windows open invites burglars!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

arrive
He arrived just in time.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

think
She always has to think about him.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

destroy
The files will be completely destroyed.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

think
You have to think a lot in chess.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

work on
He has to work on all these files.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
